Zijn platencollectie was zijn trots, zijn gezelschap. Ik vroeg er telkens weer naar, op zoek naar een ander gespreksonderwerp dan de standaard vragen. Op den duur mocht ik eens kijken in zijn muziekkamer: ruim 3300 platen en 1100 cd's, genummerd en op alfabetische volgorde. Hij genoot van mijn zichtbare indruk. Sindsdien praatten we meer, vaak over muziek. Het bleef op zijn manier goed gaan en hij leek wat te ontspannen.
Begin dit jaar werd ik gebeld door zijn broer: hij had een terugval, zat diep in de put en ze wisten niet wie anders te bellen dan mij en de huisarts. Ik liet alles vallen en ben in de auto gestapt, ik schrok zichtbaar van hoe ik hem aantrof. Zijn broer was emotioneel, hij wist het niet meer. Een rondje bellen leverde een bezoek van de crisisdienst op en toen ging alles heel snel: hij werd opgenomen voor een detox en ging vrijwillig mee.
Hij knapte op en kwam weer thuis. Ik kwam vanaf toen elke week, afgewisseld met ambulante verslavingszorg. Hij was erg aangedaan van de situatie en wilde dit nooit meer. Hij vertelde hoe dankbaar hij was dat ik er was geweest om dingen te regelen toen hij alles verziekt had. Vanaf toen leek hij me echt te vertrouwen, het oké te vinden dat ik kwam. Want ik kwam voor hem, niet voor iets of iemand anders. Ik kwam voor de man achter de verslaving, de fouten, de consequenties.
Onze wekelijkse gesprekken gingen over meer dan alleen beleefdheden en muziek. Als het warm was had hij van tevoren al een glaasje water voor me in de koelkast gezet, als het fris was vroeg hij of ik een kopje thee wilde. Hij vroeg naar mijn vakantie, naar het concert waar ik naartoe was geweest. Ik vroeg naar de dagjes weg met zijn broer, naar zijn herinneringen aan werken in een kledingwinkel, naar de posters van artiesten aan de muur. Hij liet mij de muziek horen die hij die week had gedraaid, ik liet iets van mijn favoriete bands horen ("Wat een pokkeherrie!" met een grijns).
Het gaat weer goed met hem, op zijn manier. Nog steeds abstinent, nog steeds alleen, maar niet eenzaam. In overleg met hem en zijn broer ben ik de bezoeken weer wat gaan afbouwen, omdat hij ondanks de gezelligheid ook op zijn eigen zijn gesteld is. En dat is prima. Ik weet dat ze me weten te vinden als het nodig is, en tot die tijd volstaat eens in de maand ook."
*De foto is ter illustratie: de persoon op de foto is niet de man uit het verhaal.